Dorpsdokters
Vandaag viel l’heure de l’apéro een beetje eerder dan de vijf in de klok verscheen. Al zeg ik altijd wel “om 15.55 uur zitten er maar liefst drie vijven in”, je moet niet teveel van je lever vragen: een crise de foie is geen pretje. Dus toen rond een uur of drie de buurman van een kilometertje verderop binnenstapte -met een paar vrienden en een goede fles- om de beste wensen voor het nieuwe jaar over te brengen en te vieren dat we oud en nieuw heel waren doorgekomen, wie ben ik dan om ze de deur te wijzen? Zeker niet, als je zoals hij, meteen maar viert dat je in dit nieuwe jaar nog niet in handen bent gevallen van één van onze dorpsdokters. De ene witjas staat bekend als ‘docteur Suspect’ omdat vrijwel iedereen -en vaak terecht- twijfelt aan zijn met veel aplomb gestelde diagnoses, de andere is berucht vanwege zijn uitbundige voorschrijfgedrag; die noemen ze op het dorp de ‘tirelire ambulante’: de wandelende spaarpot. Als je een afspraak maakt begint de meter bij wijze van spreken al te lopen, je gaat nooit naar buiten zonder een stapel recepten op zak, en als je even pech hebt mag je naar een plaatselijk ziekenhuis voor verder onderzoek, liefst met een paar nachtjes overblijven eraan vastgeknoopt.
Vanmiddag legde de buurman uit hoe dat volgens hem zit. Dokter Tirelire (buurman is er zelf klant) is namelijk behalve dokter, ook een uitstekend zakenman. De gebruikelijke vergoedingen die een huisarts krijgt voor een consult, een recept, een verwijzing, zijn voor hem niet voldoende om zijn status van notabele op te houden. Dokter Tirelire, een klein rond mannetje met zwarte plakhaartjes, een Salvador Dali-snorretje en een pince-nez-brilletje is zeer gesteld op uiterlijk vertoon en heeft een struise echtgenote die graag een grootsteedse entourage voert. Dat gaat niet samen met het inkomen van een eenvoudige dorpsdokter. Dus ‘kocht’ dokter Tirelire een aantal doorverwijzingsplekken in plaatselijke ziekenhuisjes (de meeste hier zijn privéklinieken) in de omgeving. “Hij heeft eigen kamers”, wist de buurman zeker, “en die moeten vol, dus verwijst hij je door. Oók als je kipfit bent. Kassa!”.
Dat leek me tamelijk onwaarschijnlijk: “bovendien, als je kipfit bent, gá je toch helemaal niet naar je dokter?”.
“Nou ja, als je wat voelt, als je niet zo lekker bent, dan wil je toch weten wat je mankeert, of dat je een medicijn krijgt…”
Typisch Frans. Een pijntje, een snotneus en hup, naar de dokter en niet tevreden voor je met een pot pillen of een verwijsbriefje de deur uitstapt.
“Maar dan máken jullie die man toch rijk? Als je bij elk wissewasje meteen naar hem toe rent? Mijn oma zei altijd ‘alles gaat altijd vanzelf over, en zo niet, dan ga je er dood aan. En dan is het ook over’.”
Dat had ik beter niet kunnen zeggen. Het bleef zeker een halve fles stil. Maar toen de bodem in zicht kwam en mijn man de volgende ontkurkte, kwam er vanuit de buurman een aarzelend: “dus dan moet ik straks maar naar dokter Suspect?”
“Mankeer je dan wat?”
“Neu, maar dat kun je maar beter zeker weten, toch?”
Laat maar, ik geef het op.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.