Een mannetje voor de deur
Er scharrelde al enige tijd een enigszins verloren type met een schep aan de rand van het terrein. Na een paar dagen ging ik maar eens vragen wat hij nou eigenlijk aan het uitspoken was.
“Ah madame, amélioration routière.” Zijn accent kwam onmiskenbaar van de overkant van de Méditerrannée. En hij was blijkbaar van gemeentewege ingehuurd om de door everzwijnen verwroete bermen van onze chemin communale weer wat te fatsoeneren.
Of het een beetje ging, informeerde ik belangstellend, en of hij wellicht koffie bliefde. ‘Nee’ en ‘ja graag’. Hij wilde aan een uitgebreide uitleg beginnen en leunde al gezellig op zijn schop om me in een vertrouwelijke pose van alle ins en outs van het bermbeheer op de hoogte te brengen, maar het leek me beter om het vooralsnog maar bij die koffie te laten. Ik bracht hem even later zijn kopje en kreeg alsnog de volle laag. Het was allemaal niks gedaan, als hij op deze manier – met alleen een schop – die berm in oude glorie moest herstellen, kon het weleens tot Sint Juttemis duren. Nou ja… hij repte van een andere heilig verklaarde, maar daar weet ik zo gauw geen zinnig spreekwoord bij te verzinnen. Hoe dan ook, hij ging het anders oplossen, zodra hij als ‘entrepreneur indépendant’ budget van de gemeente kreeg.
Blijkbaar is het hem gelukt dat los te peuteren, want eergisteren verscheen er een vrachtwagentje dat een ‘pelle’ loste. Glunderend ploegde meneer Bensouda daarna de bermen af met zijn minigraafmachientje. Hopen verplaatsend, gaten dichtend, groef hij zich een weg lang de weg.
Iets te enthousiast. Gisterenmorgen kwam er een vloekende echtgenoot met ingeschuimde haren onder de douche vandaan. Die bleek inmiddels uitbundig buiten te sproeien; meneer Bensouda had de watertoevoer doorgegraven.
Hij vond het zelf ook heel erg, maar een klein dagje zonder water konden we toch wel? Die pelle moest aan het eind van de dag weer terug naar het verhuurbedrijf! “De kosten! Als hij nou snel zijn werk kon afmaken, repareerde hij – echt waar – ‘de suite’ die waterleiding.”
“Niet blij mee”, mompelde ik enigszins chagrijnig, maar ik bracht hem toch nog zijn kopje koffie, nadat ik de echtgenoot met een ferme fles mineraalwater van diens schuimcoupe had ontdaan.
Meneer Bensouda gromde verder op zijn machientje. Kort na de lunch – ik zat net lekker in een verhaal, de echtgenoot zat ook iets op zijn pc te componeren – patste de elektriciteit. Computers op zwart, gillende ‘onduleur’ (de noodaccu voor stroomuitval) en dan totale stilte, ook Bach’s cellosuites waren het zwijgen opgelegd. Alleen de pelle van meneer Bensouda bromde vrolijk verder.
Hij schrok zich rot toen ik ineens voor hem opdook; ik kan er tamelijk ‘en colère’ uitzien, ook zonder iets te zeggen. Gescholden had ik binnenskamers al, dus ik vroeg slechts hoe hij dit dacht op te lossen, wijzend op de kabels die achter zijn machientje als verloren takkenbossen uit de grond staken. Hij ging “….” (onverstaanbaar) en verdween schielijk met zijn auto.
We wachtten een uurtje en besloten toen dat het mooi geweest was. Ik belde Henri, de bevriende elektriciën van het dorp, die binnen tien minuten aan kwam scheuren, een snelverband aanlegde en constateerde dat de EDF erbij moest komen. We namen een glaasje en wachtten op de officiële stroomleveranciersbrigade. “Chomage technique”, grijsde Henri, maar keek toch een beetje beteuterd in z’n glas toen we niet al te vrolijk reageerden. “Minstens een halve week werk weg, cher ami.” De echtgenoot wees er nog even op dat mijn Frans vooral uitstekend is als er gescholden moet worden. Dat vrolijkte Henri op. Of het was zijn vervolgglaasje. Soit.
De man van de EDF kwam. En vloekte zich in het ondertussen pikkedonker – en slechts bijgelicht door de wankele zaklamp van Henri – een noodreparatie door.
Eenmaal binnen aan vanzelfsprekend ook een glaasje, wilde hij zijn licht wel laten schijnen over de kwestie. “Goed dat u gebeld hebt. Als straks de nachtstroom was aangegaan, was alle elektra in het huis gegrilld geweest.”
We waren hem vanzelfsprekend dood dankbaar. Reddende engel enzo, maar eigenlijk vond ik die forse verschijning met dat kale hoofd en dat dreigende voorkomen een beetje eng. Hij bleek behalve EDF-dépanneur ook nog reservecommandant bij de gendarmerie. En “ha ha, zeker, ja ja”, hij stemde Front National, je vraagt weleens wat om de conversatie gaande te houden. Ook straks bij de tweede ronde? “Natúúrlijk! Al die arabes het land uit.”
Hij werd godlof gebeld, nog ergens een spoedklus. We konden snel en beleefd afscheid nemen. Opgelucht ook, dat meneer Bensouda er geen getuige van was.
Bij het derde drankje ‘pour la route’ onder ons, zei Henri peinzend boven zijn glas: “Il n’est pas de notre, hein.” Hij is er niet een van ons.
Bedoelde hij meneer Bensouda?
“Non non,” die Bensouda was een best kereltje, beetje dom misschien, maar verder niks mis mee. “Non ce type de l’EDF.”
“Gewoon een Provençaal toch?”
“Oui, oui”, maar dat Front National zat hem niet lekker.
Ik snapte ‘m. In mijn dorp stemt meer dan 40% FN, al jaren trouwens. Maar het is toch een minderheid, wilde Henri maar even onderstrepen. Hij stemt al zijn halve leven Parti Socialiste. Over de FN-er waren we het roerend eens.
“Maak je geen zorgen, chère étrangière”, een soort van koosnaampje, en tapte de echtgenoot en mij nog eens royaal bij, “die tweede ronde winnen ze nooit. En dan gaan we nu een pizza eten op het dorp. Ik trakteer.”
We legden aan bij het mini-restaurantje van de Italiaanse schoonmoeder van de Portugese bouwvakker die iedereen het Spaanse haantje noemt. Kasia, de Poolse serveerster van het ‘echte’ restaurant bovenin het dorp die een avondje vrij had, schoof even later bij. Gevolgd door Moustique, die eigenlijk Moustapha heet, en aan zwembadonderhoud doet. En zo werd het nog heel gezellig achter de beslagen ramen van ‘la mama’. Het FN is niet meer ter sprake gekomen.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.
