Het armoede-offensief van de pompiers

En ja hoor, daar waren ze weer. De sapeurs/pompiers met de jaarlijkse ellendekalender. Na de klop op de deur die mij even onverwacht als definitief van juist die ene mooie volzin beroofde waarop ik al een kwartiertje had zitten broeden, trok ik lichtelijk geïrriteerd de voordeur open en trof twee verlegen glimlachende jeugdige vrijwillige brandwachten in felgele alarmhesjes die ik – als het iets dichter bij Halloween was geweest – hoogstwaarschijnlijk verstrooid met een handje snoep had afgescheept. Evengoed duurde het tergende seconden voordat het tot me doordrong waarom die enthousiast blakende brandbestrijders bij mij op de stoep stonden. Le calandrier! Natuurlijk. Het jaarlijks terugkerende armoede-offensief waarvoor elke (lokale) overheid zich zou moeten schamen. Heel even dacht in nog aan de kalender van de Pompiers sans frontières, waarop een stel smakelijke macho’s figureren (zie foto). Maar die is op internet al sinds december uitverkocht en de kans dat ‘mijn’ pompiers ermee langs de deuren komen leuren is nogal onwaarschijnlijk. En inderdaad, het bleek het geijkte flutkalendertje met een onscherpe overbelichte foto van de hele equipe voor de brandweerwagen, waarmee geprobeerd wordt een grijpstuiver te vergaren om een minimaal extraatje te kunnen toevoegen aan het al te krappe budget waarmee de brandbestrijding in stand moet worden gehouden. Jawel, de staat betaalt voor de kerndienst maar bijvoorbeeld de opbrengst van ‘mijn’ kalendertje gaat naar het een beetje leefbaar maken van de kazerne, naar een extraatje voor de weduwen en kindertjes van gesneuvelde pompiers, naar een jaarlijks uitje. Tuurlijk, officieel nergens voor nodig, maar toch. Ik trok de knip en dokte. Ik kreeg er een originele handgeschreven kladblokjeskwitantie voor terug. Volgens vriend François die ik een dag later sprak dokte ik belachelijk teveel, maar ik voel me er minder lullig bij dan wanneer ik beleefd ‘non merci’ had gezegd en de deur had dichtgedaan.
Bovendien zitten er een paar vrienden bij die vrijwillige brandweer, je hoort weleens wat, en dat zijn niet altijd de leukste verhalen. Over die twee collega’s die door het vuur werden ingesloten en het niet overleefden. Over die oude dorpsgenoot die ze net niet op tijd in het ziekenhuis kregen; ze doen ook aan ambulancevervoer. Over – tuurlijk – die kat in die boom. En over die achterlijke, zogenaamde alarmtelefoontjes waardoor ze voor niks uitrukken en er, zeker tegenwoordig, onnodig paniek ontstaat, er weer een avond naar de kloten is en je uiteindelijk strak van de stress je bed intuimelt en niet meer in slaap kan komen. Ik heb zelf middenin een bosbrand gezeten. Ik heb de Canadairs zien overkomen. Ik heb ze zien oefenen hier, bij het Lac de Saint Cassien. En ik neem mijn petje diep af voor deze cowboys van de brandbestrijding, die er niet voor terugdeinzen om laag over boomtoppen scherend, een moeizaam opgeschepte lading water op een laaiende brandhaard te lozen. Maar laten we de landmacht ook niet vergeten. Zoals de pompiers die de brand bij de Monegasken hier op de berg blusten toen de buurpeuter het zwembad in plonsde, pa van schrik de barbecue omver liep en er door snel ingrijpen op het nippertje een grote bosbrand werd voorkomen. De zoon van de slager die uit z’n wrak moest worden gezaagd na een avondje stappen. Het bejaardentehuis waar de walmen al uit de ramen wolkten en dat nog net kon worden ontruimd nadat een ‘papie’ zijn matras in de fik had gerookt. En… Nou ja, die jongens (en meisjes) zijn nogal hard nodig. Dus komen er een paar langs met zo’n kansloos kalendertje, kóóp het dan. En als ze komende zomer bij de supermarkt behulpzaam je boodschappen – doorgaans verkeerd om – willen inpakken tegen een welkome vergoeding, láát ze. Je kunt ze zomaar ineens hard nodig hebben. En anders iemand anders wel.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.