Ik ben het strontzat!
Ik zit al een paar dagen in de stront. Letterlijk. Hondenstront om precies te zijn.
’t Is een combinatie van factoren, zullen we maar zeggen.
Factor 1: ik heb twee honden. Aardige honden, daar niet van, maar het zijn wel zeikerdjes. Als het regent blijven ze bijvoorbeeld véél liever binnen, van een lekkere modderplas moeten ze niks hebben en bij de vraag ‘zwemmen?’ schieten ze bibberend hun mand in. We hebben het geprobeerd -voorzichtig en geduldig- om ze op snikhete zomerdagen gezellig met het baasje mee te laten poedelen, maar de aversie zit diep. Alles dat met water te maken heeft is taboe, behalve de drinkbak in de keuken.
Factor 2: we beleven de natste winter in 35 jaar; er gaat bijna geen dag voorbij of het hoost van de regen. Honden uitlaten betekent al maanden twee weerspannige ‘blokken beton’ aan een riem achter je aan berge-op-berge-af slepen in de hoop dat ze ergens een hoop doen. Ik ben daar tamelijk vasthoudend in, de echtgenoot iets minder; die vindt het al snel ‘zielig’. Tot een paar dagen geleden. Toen kwam factor 3 in het spel.
Factor 3: er wordt hier in de buurt gejaagd. Daar zijn we niet voor, maar daar gaan we niet over. Die lui kennen god noch gebod, dus die knallen er lustig op los. Dat doen ze bij voorkeur in het holst van de ochtend, liefst met een meute bloed-geile honden die gruwelijk gillend door het bos crossen, waarop vanzelfsprekend die salonhonden van mij ook weer gezellig mee gaan jodelen. Ja! Dat willen ze ook wel!
Factor 4: omdat het regent, zijn zowel jagers als jachthonden te belazerd om het aan- of afgeschoten wild op te sporen en uit het lijden te verlossen, dan wel mee te nemen. Er ligt hier dus ergens in de buurt een kadaver of wat, weg te rotten. En als salonhond wil je daar natuurlijk je ‘instincten’ op botvieren.
Factor 5: Een paar dagen geleden was het zo ver. Er werd een nieuwe wasmachine afgeleverd (dat verhaal vertel ik ook nog weleens). Deuren open, hoppa, honden weg! En pas vele uren later weer terug; het was zowaar een tijdje droog, toen. Bon, kan gebeuren. Maar die avond begon het in de woonkamer toch wel extreem te stinken. Met ruftende honden naast je op de bank kijk je niet prettig naar Pauw & Witteman, of het Franse journaal, of de Olympische Spelen. Extra rondjes, extra late en extra vroege rondjes ten spijt, er zat duidelijk iets helemaal mis met de darmflora. Dat bleek de volgende ochtend. Stront. Ik zal niet zeggen: ‘zover het oog reikt’, maar ik denk het wel. Dat is niet leuk opstaan.
Factor 5: het bleef regenen, het regent trouwens nog steeds. En zelfs al heb je last van je darmen, dan toch liever binnen dan buiten poepen. Ik vrees dat ik mijn honden inmiddels vloeiend Frans vloeken heb bijgebracht. Niet dat ze daarvan onder de indruk zijn: ‘merde’ zien ze slechts als openingszet. Pas bij ‘putain de….’ beginnen de oortjes te hangen. En pas als ik in vloeiend Rotterdams verval wordt ik serieus genomen. Maar ik ben het zat.
Niet alleen de honden, die thans alleen nog op droog brood en rijstwater leven, maar ook de jagers, die er een puinhoop van maken en andere mensen opzadelen met hun wangedrag.
En wat ga ik daar aan doen? Tja. Het zal wel weer stront ruimen worden.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.