Nice: gouden gat in tuurkooizen hemel

Het was toch maar tien jaar lang dat Louis Couperus met zijn vrouw in Nice woonde, van 1900 tot 1910. In die tijd schreef hij twee van zijn mooiste romans: de lijvige bundel van De boeken der kleine zielen en Van oude mensen, die dingen die voorbijgaan. Je zou verwachten dat Nice, of althans de Franse Riviera, er uitgebreid in wordt beschreven. Niets is minder waar. In de Kleine zielen komt op bladzijde zoveel de heldin, Constance van der Welcke, vol verhalen terug van een séjour in Nice. Ze weet niets beters dan te vertellen van soirées bij aristocratische villégiateurs (deftig woord voor vacanciers) in hun villa’s aan de Côte. Al met al weinig schilderachtig. Nee, voor zover ik heb kunnen nagaan bevat Couperus’ romaneske oeuvre maar één enkele omschrijving van Nice en omgeving – een tiental zinnen, meer niet. Ze komen voor in Van oude mensen.
Vegen van een opdriftigende mistral
We leven in de maand oktober. De hoofdpersoon, Charles Pauws – in de wandel Lot – en zijn bruid Elly zijn zojuist vanuit een kil en mistig Den Haag in Nice aangekomen, waar ze een hotelkamer hebben betrokken met uitzicht op zee. De ramen stonden open, en in een hevige lichtstroom van de zon metaalkleurde donker de zee en rimpelde onder de brutale vegen van een opdriftigende mistral. Ik zie het voor me, want zo is het. Ik kan het weten, ik woon in Nice. Couperus vervolgt: … de gloed van de zon, het verdiepende turkoois van de lucht en het al meer en meer overschuimvlokte staal van de zee bedwelmden beiden… Met sterke rukken stak op de wind en veegde wat wazig nog huiverde weg met zijn strafbrutale liefkozing van mannelijkheid. Gloeiende goot de zon zijn stroom, als uit een gouden gat in turkooizen hemel. Ja, prachtig!
Een lichte maaltijd met champagne
En dan de invloed die deze harde zonnigheid en dat haast verblindende licht, door de zee weerkaatst, op de nieuwaangekomen gasten uitoefent, terwijl ze voor het open venster zich aan een lichte maaltijd, met champagne, tegoed doen: Daar zaten zij, bedwelmd… Een rust, maar een matheid tegelijkertijd, vloeide hun door, als in een overgave aan de krachten des levens, die waren zo woelig, en zo heftig en zo goud van glans en sanguinisch brutaal. Het klopt, het licht hier, in Nice, heeft iets onverbiddelijks. Noorderlingen zijn hier als pissebedden die de tegel missen waaronder ze wriemelden. De tegel is plotseling weggehaald.
Gloed in het leven, en jeugd
Geven we tenslotte Charles Pauws – of Lot – zelf het woord. Het is intussen avond geworden: Kijk, die bergen daar paars gaan purperen… Daar komen al de eerste sterren, het is alsof de zee heel kalm wordt, en de wind nu rustig slaapt, aan haar blauwe borst. Dit is prachtig, die weelde van leven, van liefde, van levenskleur, die zich zo purper dempt in de nacht. De frisse adem van die krachtige wind, die nu slaapt… Hoe anders dan de huilwind van ons Noorden, die zo luguber giert… O, ik zeg niets kwaad van mijn land, maar nu voel ik weer, na maanden, dat ik vrij adem, en dat er gloed in het leven is en jeugd, en jeugd, en jeugd! Eerst bedwelmt je dat, nu wen ik al aan al die dronkenschap.
Toen ik in Nice kwam wonen, zei iemand me dat de mensen er vaak een beetje ‘gek’ worden. Ben ik al ‘gek’ geworden? Of ‘dronken’?