Saint-Trop’: c’est trop!
Ik had het natuurlijk kunnen weten. Maar ja, wat doe je als het na een hele lange en extreem natte winter eindelijk een dagje mooi is? Inderdaad, je gaat eens kijken hoe het strand erbij ligt. Het ‘seizoen’ begint pas over een paar weken, met Pasen, dus het zou geen rondje over de hoofden lopen worden. ’s Zomers ga ik nooit naar de kust, ik heb het niet zo op meutegedrang en voor je Le Grand Bleu zelfs maar ziet, heb je hinderlijk lang in een file gebivakkeerd. Mij niet gezien.
Onderweg naar zee was het opmerkelijk rustig. Een slenterwandeling door en langs Saint-Aygulf bevestigde dat we nog ‘onder ons’ waren. Geen strandtent open, her en der wat picknickers op het strand en verder bijna serene stilte.
“Nou”, zei de echtgenoot, “dan wil ik eigenlijk ook wel even in Saint-Tropez kijken.” Zonnig gestemd reden we naar Sainte-Maxime en kochten een kaartje voor de pont naar de ultieme touristtrap van de Côte. Geen rij voor het loket, geen rij op de kade, dat zag er veelbelovend uit. Al blijf ik 13 euro pp voor een kwartiertje varen pure oplichting vinden.
Het was fris op zee, maar prettig fris. En bij aankomst in het voormalige vissersdorpje kon de trui meteen weer uit. “Een terrasje in de zon,” opperde ik, “misschien een vorkje prikken?” Het leek er rustig genoeg voor. De keus viel op Senequier, de roodbeluifelde sterrenhotspot waar ook ex-president Chirac graag zijn tomate (pastis met grenadine) drinkt. Maar die was er niet, en gelukkig was er ook geen ster te bekennen. Plek zat, ook in de zon. We maakten ons verlangen kenbaar aan de langs sloffende ober. Uit ervaring weet ik dat je nooit zomaar zelf ergens moet neerploffen, de kans dat je bediend wordt is dan nul. Hij wapperde naar een tafeltje in de schaduw. “Maar wel willen graag in de zon.” Hij schudde ‘nee’ en verdween. We dropen af, op zoek naar iets anders.
Het werd een Italiaan een stuk verderop aan de kade, met veel zonnige, merendeels bezette tafeltjes, waar we met een hartelijk “maar natuurlijk” werden ontvangen en naast een tamelijk luidruchtig gezelschap werden geparkeerd. In de zon, dat wel. De wijn kwam, de kaart kwam, we maakten een keuze en het leven was goed. Voor zijn doen redelijk tevreden stak mijn man een sigaartje op. Daarna ging het snel bergafwaarts met het geluksgevoel van de lente. Het gesnerp vanaf de naastgelegen tafel was niet te missen: “Meneer! Wilt u daarmee ophouden?! Wij verdragen geen rook!”
Verbouwereerd dumpte mijn man zijn sigaartje in de asbak; hij houdt niet van ophef en gedoe, en dat zat er duidelijk aan te komen. Ik wees erop dat we op een terras zaten, dat er gerookt mocht worden, dat er een asbak op ons tafeltje stond. ‘Laat maar’ zei mijn echtgenoot. Hij concentreerde zich op de kaart en koos als altijd voor de marmite pêcheur. Voedsel uit zee.
Het gezelschap aan de aanpalende tafel was ruimschoots een slokje verder, met uitzondering misschien van de peuter, die opstandig krijsend zijn ongenoegen over aan tafel zitten kenbaar maakte. En die zich ook niet meer door het hoogblond gekwaste moederdier liet afkopen met ongewenste hapjes en drankjes. Mijn man nam de uitbundig gebeeldhouwde dame iets nader op en vonniste: “ Kogelstootster uit de DDR”. Dit was niet zo, het gebouw sprak goed Frans.
De te jeugdige vader er tegenover had er geen oog voor, hij kletste in rap Italiaans tegen de pulpversie van John Travolta op leeftijd naast hem. Die -op zijn beurt- nogal in beslag werd genomen door de wanhopig jong acterende oma tegenover hem, die voortdurend ‘chéri’ tegen hem kirde en die boven de tafel zijn zwoele blikken en onder de tafel zijn dwalende handen probeerde te vangen.
De geheel in het zwart geklede imitatie filmster kreeg het er warm van, knoopte het hemd rond zijn behaarde borstkas met luidruchtige tatouages nog maar eens een knoopje verder open en goot kennelijk doelbewust de pittige peperolie niet over zijn kaaspizza maar over de lap vlees met friet die hij ernaast had besteld. Ernaast had besteld? Ja. Ook ik kon mijn ogen niet geloven. Bij wijze van lunch één plus één = twéé hoofdgerechten? Nee, hij had het als voorafje bedoeld; dat hoofdgerecht kwam later pas. Je hoort natuurlijk niet naar andermans tafeltje te loeren. Een kwestie van honger? Volgens mijn dochter kun je in ons deel van de wereld geen honger hebben. Hooguit trek.
Ons hapje kwam: die marmite pêcheur en voor mij zes (!) ‘moules farcies’ die in levertraan bleken te zijn gedrenkt.
We besloten tot koffie, geen dessert, wél de rekening. Die bedroeg € 85. Leergeld, besloten we, we hadden beter moeten weten. Touristtrap, dat Saint-Tropez, zelfs buiten het ´seizoen´. Voor de zekerheid vroeg ik toch nog even aan de ober: “Mochten we roken? Er stond een asbak op tafel….”
“Madame, vous êtes dehors, vous avez le dróit!”
Maar recht hebben en recht krijgen zijn twee verschillende dingen.
Heel even dacht ik: ik zeg dat toch even, tegen die buurtafel. Maar mijn man voerde me met zachte hand weg.
“Kom, we gaan een stukje varen. Kun je afkoelen.”
“Dat zouden meer mensen moeten doen”, dacht ik.
’s Avonds, met een ‘salade niçoise à ma façon’ op schoot, zag ik Feyenoord in de Euroborg winnen van Groningen. Was het toch nog een mooie dag geworden.
En St. Trop dus voorlopig niet meer. Of misschien wel nooit meer.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.