Stedentripje? Tussenstop Montélimar!
Deze herfst of van de winter toch nog een paar dagen aar Zuid-Frankrijk? Vast een goed idee! In deze rubriek gaat het over de aantrekkelijkste bestemmingen voor een stedentrip. Deze keer Montélimar in de Drôme. (4)
Onderweg naar het zuiden kan die A7, de Autoroute du Soleil, best lang duren. Zeker als het weer niet echt ontspannen sturen impliceert.Maak dan een tussenstop in Montélimar, in het door menigeen onderschatte departement de Drôme.
Zeg Montélimar en je zegt noga – of nougat – zoals het mierzoete lekkers hier heet. Een snoepgoed dat Montélimar zelfs op de wereldkaart heeft gezet. Geen wonder dat je geen hoek kunt omslaan zonder een fabriek, een winkeltje, een kraam of een straatventer van noga tegen te komen. Sterker nog, in sommige delen van de stad ruik je de noga ook. Een heel bijzondere sensatie, maar niet zo gek als je bedenkt dat hier jaarlijks zo’n 3000 ton van het zoete lekkers wordt geproduceerd. En dat de fabrieken en ateliers niet alleen aan de rand, maar ook middenin de stad te vinden zijn.
Aan de basis van tal van gerechten
Men grapt hier weleens dat zelfs het stokbrood naar noga smaakt; je hoeft er alleen maar vanaf de bakker mee naar huis te lopen… En ga er maar gerust vanuit dat de lokale bevolking daar trots op is. En dat er van alles aan gedaan wordt om de noga in zoveel mogelijk soorten en variëteiten aan de man te brengen. Want noga is meer dan een lokale lekkernij: het spul heeft de stad groot gemaakt. Het vormt de basis voor tal van gerechten en maakt bovendien prominent deel uit van ‘Les treize desserts’: de dertien nagerechten die al sinds de oudheid worden opgediend na de kerstavond-mis en die een rotsvast onderdeel vormen van een onwankelbare Provençaalse traditie.
De Romeinen legden de A7 aan
Valt er dan niks anders te beleven in Montélimar? Natuurlijk wel. Maar dat moet even uitgelegd. De geschiedenis plaatst de oorsprong van de stad op zo’n 5000 jaar geleden en dat levert een rijke historische erfenis op. Ga maar na: hier woonden achtereenvolgens Iberianen, Kelten en Romeinen, en dan zijn we pas bij 1000 voor Christus. Allemaal lieten ze hun sporen na en die zijn terug te vinden in de vele archeologische vondsten die her en der in de stad te bewonderen zijn. De Romeinen bleven trouwens het langst hangen.In 40 na Christus legden ze zelfs de huidige snelweg A7 aan, al heette die toen nog niet zo. De ‘Via Agrippa’ was niet meer dan een moeizaam modderpad tussen Lyon en Arles. En omdat er onderweg toch af en toe gefourageerd moest worden, werd er aangelegd in Acunum, dat ongeveer halverwege lag: een Romeins gehuchtje, zo’n beetje naast de Rhône. Alles vredig, iedereen tevreden.
Toen kwamen de Barbaren
Maar ja, toen kwamen de Barbaren – we zijn inmiddels in de vijfde eeuw beland – en werd Acunum gedwongen zich te verdedigen tegen die brute invallers. Stadswallen werden opgeworpen en Rome kwam over de brug met een flinke legermacht. Dat kostte (te) veel geld, dus liet Rome na verloop van tijd de boel de boel en kon de regio verder zelf voor de verdediging zorgen. Het werd een zooitje.
Een verbasterde familienaam
En dat zooitje duurde tot halverwege de 11e eeuw. Toen besloot de machtigste familie uit de buurt, de familie Monteil Adhémar (let op de naam!) de brokstukken van de uiteengevallen nederzetting bij elkaar te rapen, de boel tegen indringers te verdedigen en er een serieuze stad van te maken. Ze bouwden een uitgestrekt paleis – je moet toch ergens wonen – en gaven hun naam aan de stad. Monteil Adhémar werd in de volksmond al gauw verbasterd tot Montélimar. Sindsdien gingen er nog tal van godsdienstoorlogen en bezettingen over de stad heen, maar de naam bleef recht overeind tot op de dag van vandaag. Net als het paleis, één van de fraaiste historische bezienswaardigheden, zeer dominant aanwezig en een bezoekje meer dan waard. Want sinds 1889 mag het zich een Monument Historique noemen en na talloze renovaties en restauraties is er sinds eind vorige eeuw het Centre d’Art Contemporain gevestigd. Hier kun je nu exposities van het werk van bijvoorbeeld Miró, Braque, Chagall en Masson bewonderen. Plus het fraaie uitzicht, want het paleis staat boven op een heuvel die uitkijkt over de stad.
De president van de scheiding kerk/staat
Maar er is meer te zien. Zoals het Musée de la Miniature (19, Rue Pierre Julien) waar alles mini is; van tinnen soldaatjes en piepkleine schaakbordjes, tot en met Engelse poppenhuizen, oosterse schrifturen en de allerkleinste micro-miniaturen van Russische origine.
In schril contrast ermee staat het Musée Européen de l’aviation de chasse, oftewel het straaljagermuseum (Aérodrôme de Montélimar). Ruim 50 jachtvliegtuigen verdeeld over twee hectaren, met alles wat er zoal aan oorlogsmateriaal bij te pas komt. En ja, je mag erin. Je mag er alleen niet mee vliegen.
Ook een bezoekje meer dan waard: ‘la maison Emile Loubet’. Hij was burgemeester van Montélimar en werd vervolgens president van de Franse Republiek (1899-1906). Dankzij hem kwam er in Frankrijk een scheiding tussen kerk en staat, ‘la laïcité.’ Het huis waar hij vrijwel zijn hele leven woonde en werkte, is vrij te bezichtigen.
In het hart van de lavendelstreek
Mooi, interessant, maar je wilt toch ook een beetje shoppen. En ergens lekker op een terrasje neerstrijken, of een aantrekkelijk eethuis van binnen zien. Kan allemaal! Al is het soms even zoeken. Vergeet in elk geval de modewinkeltjes en -accessoires ‘dernier cri’.
Hier moet je het toch meer hebben van de artisanale boetiekjes, met lokale en regionale artikelen. Met de nadruk op gebruiksaardewerk, keramiek, sieraden en mozaïek. En vanzelfsprekend zijn er talloze winkeltjes met producten uit de streek: olijven en olijfolie, truffels, wijn, knoflook en alles wat met lavendel te maken heeft. Want Montélimar ligt in het hart van de lavendelstreek. De stad is dan ook een prima uitvalsbasis voor het maken van één van de vele lavendelroutes die vooral in juni en juli zijn uitgezet. Dan zijn de velden op hun mooist. En je kunt altijd even binnenlopen bij een lavendelverwerkend bedrijf, een ontdekkingsreis op zich. Hier kun je zien hoe het basisproduct wordt omgetoverd in heerlijke oliën en parfums, in zeep, in geneeskrachtige essences (aromatherapie!), in geurbuiltjes en in kruiderij voor gebruik in de keuken. Want lavendel is eetbaar en wordt zeer gewaardeerd in de Provençaalse keuken.
Plekjes om van te watertanden
Weer terug bij de noga, want dat is en blijft het belangrijkste product van en voor Montélimar. Vanzelfsprekend zijn er musea aan gewijd, maar het leuktse is het om een werkende fabriek te bezoeken. De Nougaterie Soubeyran is de bekendste en heeft ook het meeste te bieden. Hier vind je een compleet museum en behalve een sightseeing tour door de fabriek, begeleid door zo ongeveer de oudste noga-specialist van Frankrijk, kan er ook gesmikkeld worden van de vele noga-varianten in de bijbehorende tearoom. Kopen kan in de speciale boetiek, maar ook via internet: www.nougatsoubeyran.com.
Goede tweede is het Palais du Bonbons et du Nougat, www.palais-bonbons.com. Dat Snoep- en Nogapaleis, of het Internationaal Suikerwerk Museum, is eigenlijk een enorme bonbonnière van 800 m2. Het is gevestigd in een metaalconstructie in de stijl van architect Eiffel en is in alle opzichten een plek om van te watertanden.
Ook niet te versmaden: Nougat le Chaudron d’Or (7 Ave. du 52ème régiment BP 171) waar expert Hervé Contaux met passie weet te vertellen over alle aspecten van Montélimar en de nogafabricage; tradities, geschiedenis, kijken, proeven en genieten voor de liefhebbers.
Uit eten
-
Le Second, 1 rue Bouverie.
-
La Veranda Montélimar, 18 rue Roger Poyol.
-
La Petite France, 34 impasse Raymond Daujat.
-
Le Napoleone, 13 b;d. Aristide Bruant.
-
Le Moderne, 25 bld. Aristide Bruant.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.






