“Uitspugen? Mooi niet!”
Voor m’n werk kom ik nog wel eens ergens. Op een gerenommeerd wijnchâteau bijvoorbeeld, wegens een proeverij, zo halverwege de ochtend. De echtgenoot ging mee, als chauffeur; je weet maar nooit of je ergens op de terugweg een blaaskapel van de gendarmerie tegenkomt. En leg dan maar eens uit dat je ‘heus, echt!’ alleen geproefd hebt.
Het château was indrukwekkend, groot, geheel in Provençaalse stijl en met een eindeloze oprijlaan afgezoomd door eerbiedwaardige platanen. We werden allerhartelijkst ontvangen en meegevoerd naar de cave, die zo mogelijk nog indrukwekkender was. Rijen fusten en oxhoofden tot in het diepst van de gewelfde kelders, de onmiskenbare geur van rijpende wijnen en een uitnodigende proeftafel waarop al een batterij aan veelbelovende flessen rosé stond opgesteld. Met een kluitje verwachtingsvolle proefgenoten ernaast.
“We beginnen met (de keldermeester hield de fles omhoog zodat iedereen ‘m goed kon zien) de ‘cuvée simple 2015’, een lichte, bleekrose rosé met een fruitige afdronk en iets van citrus en pamplemousse.” Het klonk tamelijk verveeld. Hij had dit duidelijk al vele malen eerder gedaan.
“Het instappertje”, fluisterde ik achter de hand tegen de echtgenoot.
Hij knikte begrijpend, greep het proefglas gretig aan, hield er voor de vorm even zijn neus boven en goot het vervolgens in één teug achterover.
Ik keek even dwingend opzij, hij bestudeerde het plafond.
De rest van het gezelschap liet de wijn in het glas ronddansen, snoof er eens aan, nipte ervan, en verloor zich in uitbundige beschrijvingen van het genotene nadat het door de mond gewalste slokje in een van de daartoe bestemde emmers was uitgespuugd. Hier was duidelijk een kennerscompetitie aan de gang.
Nadat men zo’n beetje was uitgepalaverd, kwam de volgende fles aan bod, een stapje hoger in de rangorde van het château en dus met iets meer enthousiasme door de keldermeester gepresenteerd. Weer kreeg iedereen een glas, het ritueel herhaalde zich. De echtgenoot bestudeerde na een snelle slok intussen de fusten in de buurt van de proeftafel.
Het derde glas kwam, weer een stapje hoger op de châteauladder en – het moet gezegd – aanzienlijk lekkerder dan de eerste twee.
“Mwah, niet verkeerd”, zei de echtgenoot en bekeek zijn lege glas, “wel weer een miezerig bodempje…”
“Jezus man, ’t is een proeverij! Tuurlijk krijg je een bodempje, er komt nog veel meer!”
Hij knikte begripvol: “Weet ik ook wel, maar ’t is al bijna l’heure de l’apéro, dus ze mogen best een beetje doortappen.”
Daar had hij een punt. In dit tempo zouden we zelfs de lunch niet meer halen.
Er kwam een volgend glas; we raakten nu aan de betere rosé’s en dat stemde zowel de echtgenoot als de keldermeester mild. Die had ons al een tijdje in de smiezen, waarschijnlijk vooral omdat de echtgenoot tot op heden geen gebruik had gemaakt van de her en der opgestelde kwispedoors.
“Ça va?” vroeg hij niet onvriendelijk, kennelijk om een praatje verlegen dat hem voor enige ogenblikken van de proefkolonne aan het andere eind van de tafel zou verlossen.
“Impec”, zei de echtgenoot, en keek met een schuin oog naar zijn lege glas.
“ U spuugt niets uit”, zei de keldermeester met onderdrukte verwondering.
“Tuurlijk niet!” zei de echtgenoot, “daar is uw verrukkelijke wijn veel te goed voor.”
“Maar dan wil ik u ècht iets laten proeven!” glunderde de keldermeester van oor tot oor. Hij snelde weg en kwam terug met een fles die hij met zijn ferme postuur afschermde voor de rest van de proeftafel. “De top”, fluisterde hij, “nieuw procedé, cépage unique, 100% rolle.”
“Wat? Maar da’s wit! Van één druivensoort nog wel!” riep ik verbaasd.
“Ssssttttt!” siste de keldermeester, “nog niet op de markt, maar het wordt een hit, geloof mij maar.” Hij schonk ons een royaal glas in van een goudgele substantie die als olijfolie aan het glas bleef hangen en die boterbloempjes, grapefruit, kruisbessen, kreupelhout, vers gemaaid gras, vroegrijpe kersen en nog meer van die kennerstermen aan elkaar wist te knopen tot een hemelse nectar waarvan je zeker wist dat je die nooit zou kunnen betalen.
“Alsof er een engeltje over je tong piest”, zei ik spontaan tegen de echtgenoot.
De keldermeester keek me niet begrijpend aan. Ik vertaalde het: “comme une ange te pisse sur la langue”.
“Quoi? Zeggen jullie dat echt?” Hij glimlachte vergenoegd. En schonk nog eens bij. Ik zag hem voor het eerst die ochtend z’n glas ad fundum ledigen. Het werd en geanimeerd gesprek, over oogstmethodes, assemblages, oude Provençaalse druivenrassen en het bijzondere van zo’n cépage unique. Tot hij zich realiseerde dat hij die andere schaapjes nog onder de hoede had. Hij ging ze voor naar de boutique waar ze hun geproefde flesjes konden aanschaffen. We maakten van de gelegenheid gebruik om onze snor te drukken.
Die van de echtgenoot krulde me net iets teveel, nadat hij een paar prettige flesjes in de achterbak had gedeponeerd.
Tegen ‘ik rij wel’ had hij dan ook in het geheel geen bewaar.
Tegen de lunch met zo’n prettig flesje erbij evenmin.
La vie est dure en Provence.
Deel dit artikel
Meer inspiratie?
Dan hebben we een suggestie! Lees Côte & Provence magazine 4x per jaar met een eigen abonnement en ontvang een prachtig Frankrijkboek, of koop de actuele editie die nu in de winkel ligt.
